Eerste graad
​A-stroom
-
ET 1. De leerlingen kunnen illustreren dat er in een organisme een samenhang is tussen verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel, orgaan, stelsel, organismen).
-
ET 2. De leerlingen kunnen bij de mens de bouw, de werking en de onderlinge samenhang van het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel, het bloed, de bloedsomloop en het uitscheidingsstelsel beschrijven​.
-
ET 3. De leerlingen kunnen bij een bloemplant de functies van de wortel, de stengel, het blad en de bloem aangeven.
-
ET 4. De leerlingen kunnen de cel als bouwsteen van een organisme herkennen en haar structuur op lichtmicroscopisch niveau herkennen.
-
ET 5. De leerlingen kunnen bij de mens de delen van het voortplantingsstelsel benoemen, beschrijven hoe de voortplanting verloopt, manieren aangeven om de voortplanting te regelen en om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.
-
ET 6. De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden aangeven dat organismen op verschillende manieren aangepast zijn aan hun omgeving.​
-
ET. De leerlingen kunnen in een concreet voorbeeld aantonen dat de mens natuur en milieu beïnvloedt en dat hierdoor ecologische evenwichten kunnen gewijzigd worden.
-
ET 13. De leerlingen kunnen uit waarnemingen afleiden dat in planten stoffen gevormd worden onder invloed van licht en met stoffen uit de bodem en de lucht.
-
ET 14. De leerlingen kunnen waarneembare fysische veranderingen van een stof in verband brengen met temperatuursveranderingen.
-
ET 18. De leerlingen kunnen de volgende begrippen aan de hand van het deeltjesmodel hanteren: atoom, molecule, zuivere stof, mengsel, temperatuur, aggregatietoestand en faseovergangen.
-
ET 21. De leerlingen kunnen onder begeleiding, bij een onderzoeksvraag gegevens verzamelen en volgens een voorgeschreven werkwijze een experiment, een meting of een terreinwaarneming uitvoeren.
-
ET 23. De leerlingen kunnen onder begeleiding, verzamelde en beschikbare data hanteren, om te classificeren of om te determineren of om een besluit te formuleren/
-
ET 27. De leerlingen kunnen het belang van biodiversiteit, de schaarste aan grondstoffen en aan fossiele energiebronnen verbinden met een duurzame levensstijl.
​
B-stroom
​
-
ET 1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en de waarnemingen weergeven.
-
ET 2. De leerlingen kunnen in betekenisvolle situaties, metingen uitvoeren en daarvoor geschikte instrumenten kiezen.
-
ET 3. De leerlingen kunnen onder begeleiding een natuurlijk en waarneembaar verschijnsel via een eenvoudig onderzoekje toetsen aan een veronderstelling.
-
ET 8. De leerlingen kunnen in concrete voorbeelden aantonen hoe de mens natuur en milieu beïnvloedt.
-
ET 9. De leerlingen kunnen belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting, transport en uitscheiding in het menselijk lichaam, lokaliseren.
-
ET 10. De leerlingen kunnen de functie van de belangrijke organen die betrokken zijn bij ademhaling, spijsvertering, voortplanting, transport en uitscheiding in het menselijk lichaam op eenvoudige wijze weergeven​.
-
ET 11. De leerlingen kunnen weergeven hoe de voortplanting bij mensen verloopt en middelen aangeven om zwangerschap te voorkomen.
-
ET 12. De leerlingen kunnen middelen aangeven om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.
-
ET 17. De leerlingen kunnen energiebesparende maatregelen verbinden met een duurzame levensstijl.
Tweede graad
ASO​
​
-
ET 1. De leerlingen kunnen onder begeleiding de volgende aspecten van de natuurwetenschappelijke methode gebruiken bij het onderzoek van een natuurwetenschappelijk probleem:
-
een onderzoeksvraag hanteren
-
een hypothese of verwachting formuleren
-
met een aangereikte methode een experiment, een meting of een terreinwaarneming uitvoeren en daarbij specifiek materiaal correct hanteren
-
onderzoeksresultaten weergeven in woorden, in een tabel of een grafiek
-
uit data, een tabel of een grafiek relaties en waarden afleiden om een besluit te formuleren
-
-
ET 2. De leerlingen gaan vaardig om met nauwkeurigheid van meetwaarden en gebruiken wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI-eenheden correct.
-
ET 4. De leerlingen kunnen bij het verduidelijken van en het zoeken naar oplossingen voor duurzaamheids-vraagstukken wetenschappelijke principes hanteren die betrekking hebben op grondstoffenverbruik, energieverbruik, biodiversiteit en het leefmilieu.
-
ET Biologie - 1. De leerlingen kunnen macroscopische en microscopische observaties en metingen uitvoeren in het kader van experimenteel biologisch onderzoek.
-
ET Chemie - 4. De leerlingen kunnen aan de hand van de chemische formule een representatieve stof benoemen.
-
ET Chemie - 8. De leerlingen kunnen atoom-, molecuul- en roostermodellen interpreteren.
-
ET Chemie - 9. De leerlingen kunnen de samenstelling van een atoom afleiden uit nucleonengetal en atoomnummer en, voor atomen met Z < 18, hun elektronen-configuratie en hun plaats in het periodiek systeem van de elementen geven.
-
ET Chemie - 16. De leerlingen kunnen in verbrandingsreacties, in synthesereacties met enkelvoudige stoffen en in ontledingsreacties van binaire stoffen oxidatie en reductie aanduiden aan de hand van elektronenuitwisseling.
-
ET Fysica - 4. De leerlingen kunnen voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en de beweging grafisch voorstellen.
-
ET Fysica - 18. De leerlingen kunnen de stralengang van het licht vaststellen en toelichten:​
-
In een homogene middenstof
-
Bij terugkaatsing aan een vlakke spiegel
-
Bij breking van de ene middenstof naar de andere middenstof
-
Bij dunne bolle lenzen
-
Derde graad
ASO
​​
-
​ET 1. De leerlingen kunnen eigen denkbeelden verwoorden en deze confronteren met denkbeelden van anderen, metingen, observaties, onderzoeksresultaten of wetenschappelijke inzichten.
-
ET 2. De leerlingen kunnen vanuit een onderzoeksvraag een eigen hypothese of verwachting formuleren en relevante variabelen aangeven.
-
ET 4. De leerlingen kunnen wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI-eenheden gebruiken.
-
ET 6. De leerlingen kunnen bij het verduidelijken van en het zoeken naar oplossingen voor duurzaamheids-vraagstukken wetenschappelijke principes hanteren die betrekking hebben op tenminste grondstoffen, energie, biotechnologie, biodiversiteit en het leefmilieu.
-
ET Fysica - 1. De leerlingen kunnen de beweging van een voorwerp beschrijven in termen van positie, snelheid en versnelling (eenparig versnelde en eenparig cirkelvormige beweging).
-
ET Fysica - 3. De leerlingen kunnen de volgende kernfysische aspecten aan de hand van toepassingen of voorbeelden illustreren:
-
Aard van α-, β- en γ- straling
-
Activiteit en halveringstijd
-
Kernfusie en kernsplitsing
-
Effecten van ioniserende straling op mens en milieu
-
-
ET Fysica - 6. De leerlingen kunnen de begrippen spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen en hun onderlinge verbanden kwalitatief en kwantitatief hanteren.